Kortrijk
Regen
6° - 18°
Antwerpen
Bewolkt
7° - 19°
Blog
Blog
10 april 2024  | Alice Rouckhout

EHRM beslist dat te weinig klimaatactie een schending van de mensenrechten kan uitmaken

Op dinsdag 9 april 2024 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het eerst uitspraak gedaan in drie verschillende 'klimaatzaken'. Diverse verenigingen en burgers uit Frankrijk, Portugal en Zwitserland hadden hun overheden voor de rechter gedaagd, vanuit de overtuiging dat het ontoereikende klimaatbeleid van hun land hun mensenrechten schendt. Dit betekende een nieuwe uitdaging voor het Hof, waarbij voor het eerst de vraag centraal stond of staten die ontoereikende maatregelen nemen om klimaatverandering tegen te gaan, daarmee ook de mensenrechten schenden.

Slechts één van de drie zaken ontvankelijk

In de zaak Duarte Agostinho and Others v. Portugal and 32 Other States oordeelde het Hof dat de groep Portugese jongeren niet alle nationale rechtsmiddelen had uitgeput alvorens ze naar het Hof stapten.

In de Franse zaak Carême v. France stelde de verzoekende partij, een voormalige burgemeester van de Franse gemeente Grande-Synthe, dat Frankrijk onvoldoende maatregelen had genomen om klimaatverandering te voorkomen en dat zij hierdoor tekortschoot in de statelijke verplichting om zijn recht op leven en zijn recht van privé- en gezinsleven te eerbiedigen. Gelet op het feit dat de verzoeker geen relevante banden meer had met Grande-Synthe en dat hij bovendien momenteel niet meer in Frankrijk woonde, oordeelde het Hof dat hij voor de doeleinden van artikel 2 (recht op leven) of artikel 8 (recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven of huis) geen ‘victim status’ zoals bedoeld in artikel 34 EVRM kon claimen.

Beide zaken werden dan ook op grond van ontvankelijkheidsvoorwaarden afgewezen.

Verein KlimaSeniorinnen Schweiz and Others v. Switzerland.

In de Zwitserse klimaatzaak kwam het Hof wél tot een beoordeling ten gronde.

In deze zaak trok een vereniging van 2.500 zogenaamde ‘Klimaseniorinnen’ (vrouwelijke klimaatsenioren) naar de rechter omdat Zwitserland te weinig zou doen om de klimaatverandering tegen te gaan. De verschillende vrouwen stellen dat hun recht op een familieleven, bescherming van de woonst en fysieke integriteit daardoor wordt geschonden (artikelen 2 en 8 EVRM). Bovendien meenden zij dat er ook sprake was van een schending van artikel 6 EVRM, het recht op toegang tot de rechter, omdat ze geen gehoor vonden bij de Zwitserse rechtbanken voor hun zaak.

Het Hof oordeelde in eerste instantie dat, hoewel het EVRM geen expliciet recht op bescherming van het klimaat of milieu omvat, artikel 8 EVRM wel een recht biedt op doeltreffende bescherming door de overheid tegen de ernstige nadelige gevolgen van klimaatverandering voor het leven, de gezondheid en het welzijn. Verder stelde het Hof dat nationale autoriteiten een ruime discretionaire bevoegdheid hebben bij de uitvoering van deze positieve verplichting, maar dat er in dit geval duidelijke kritieke lacunes waren in het Zwitserse regelgevende kader. De Zwitserse overheid slaagde er niet in om de uitstoot van broeikasgasemissies te verminderen en dus ook de klimaatverandering tegen te gaan.

Ook wat betreft artikel 6 EVRM ligt er volgens het Hof een schending voor. Het Hof oordeelde dat de Zwitserse rechterlijke instanties niet overtuigend hadden gemotiveerd waarom zij het niet nodig hadden geacht de gegrondheid van de klachten van de verzoekende partijen te onderzoeken. Zij hadden, aldus het Hof, geen rekening gehouden met het overtuigende wetenschappelijke bewijs inzake klimaatverandering en hadden de klachten niet serieus genomen.

Het Hof concludeerde dat de Zwitserse overheid daardoor niet had voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 8 en 6 EVRM om de verzoekende partijen te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Geen specifieke maatregelen op grond van artikel 46 EVRM

Zwitserland heeft als verdragspartij in principe de vrijheid om te kiezen hoe of met welke maatregelen / aanpassingen ze een einde stellen aan die schendingen. Echter, in bepaalde bijzondere omstandigheden kan het Hof ervoor kiezen om, op grond van artikel 46 EVRM, specifieke maatregelen op te leggen aan de Verdragspartij waarvan het Hof van mening is dat deze maatregelen de schending(en) zullen wegwerken.

In casu oordeelde het Hof echter dat de zaak te complex was om zo’n specifieke maatregel op te leggen en gaf zij dus geen gehoor aan de vraag van verzoekende partijen om Zwitserland strengere klimaatdoelstellingen op te leggen. Het Hof is immers van mening dat de Verdragsstaat zelf beter geplaatst is om te bepalen welke zaken aangepast moeten worden om de schending van artikel 8 en 6 EVRM voortaan te voorkomen.

Deel dit artikel