Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
7° - 16°
Blog
Blog
23 februari 2024  | Deborah Smets

Niet elke vzw heeft zonder meer belang

De Raad voor Vergunningsbetwistingen onderzocht in het arrest van 15 februari 2024 met nummer RvVb-A-2324-0460 de ontvankelijkheid van een beroep dat werd ingesteld door een vzw.

Overeenkomstig artikel 105 §2 van het Omgevingsvergunningsdecreet kan bij de Raad een beroep worden ingesteld door o.a. het betrokken publiek. Als betrokken publiek wordt beschouwd: 'elke natuurlijke persoon of rechtspersoon alsook elke vereniging, organisatie of groep met rechtspersoonlijkheid die gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende is bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden waarbij niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, geacht worden belanghebbende te zijn'

Als non-gouvernementele organisatie dient een vzw over de vereiste procesbekwaamheid te beschikken om een (vernietigings)vordering bij de Raad te kunnen instellen. Dit is het geval indien de vereniging in kwestie (a) namens de groep een collectief belang nastreeft in overeenstemming met haar statutaire doelstellingen, die te onderscheiden is van het algemeen belang, waarbij het collectief belang niet de optelsom van de individuele belangen van haar leden uitmaakt, (b) het ingeroepen collectief belang door de bestreden beslissing wordt bedreigd of geschaad, en (c) de vereniging over een duurzame en effectieve werking beschikt overeenkomstig de statuten.

In voorliggende zaak werd aangevoerd dat het statutair doel van de vzw té algemeen omschreven was waardoor dit de facto gelijkloopt met een actio popularis. Hierover oordeelt de Raad als volgt:

'De verzoekende partij komt dus luidens haar statuten op voor "de bescherming van de habitats van mens, fauna en flora tegen (...) handelen en/of verzuim van handelen door natuurlijke personen en/of rechtspersonen; bestuurlijke rechtshandelingen en/of gebrek aan bestuurlijke handhaving door overheden (...) op plaatsen in en in de omgeving van habitatrichtlijngebieden van fauna en flora (...) en in de omgeving van woongebieden en menselijke nedezettingen; En dit op elke plaats op deze planeet".

De vezoekende partij kan met andere woorden elke vorm van leven op de planeet beschermen tegen alle mogelijke handelingen of verzuim van alle mogelijke actoren op de planeet (natuurlijke- en rechtspersonen evenals overheden) op elke locatie waar zich fauna, flora of menselijk leven bevindt "op deze planeet".

Zoals de tussenkomende partij terecht opmerkt, blijkt uit de preambule (de 'missie') en de statuten van de verzoekende partij niet dat "haar maatschappelijk doel van bijzondere aard is en derhalve onderscheiden van het algemeen belang", maar wel dat zij een algemeen belang nastreeft en geen collectief belang.

De statutaire doelstellingen van de verzoekende partij zijn immers dermate algemeen en ruim geformuleerd dat ze niet als een collectief belang kunnen begrepen worden.'

Verder gaat de Raad voor Vergunningsbetwistingen ook verder in op de vereiste van 'duurzame en effectieve werking':

'Bovendien getuigt de verzoekende partij evenmin van een duurzame en effectieve werking terwijl het in de eerste plaats aan de verzoekende partij toekomt om op afdoende wijze aan te tonen dat ze over een duurzame en effectieve werking beschikt.

De verzoekende partij laat echter na om enig stuk (bijvoorbeeld een activiteitenverslag, een ledenlijst, een verslag van de algemene vergadering of een toelichting van de raad van bestuur) neer te leggen waaruit dergelijke werking kan blijken. Dit doet ze zelfs niet nadat ze hierover een exceptie is opgeworpen van de tussenkomende partij.

Tijdens haar mondeling betoog beperkt de verzoekende partij zich tot het poneren van het tegendeel, namelijk dat ze weldegelijk over een effectieve en duurzame werking beschikt en dat ze reeds andere acties heeft ondernomen (onder andere bezwaarschriften en administratieve beroepen heeft ingediend), maar laat na om deze beweringen te staven. Ook de bewering dat zij op het ogenblik van de zitting over 22 leden zou beschikken, wordt niet nader gestaafd.

Omgekeerd, overtuigt de tussenkomende partij dat de verzoekende partij op het ogenblik van het indienen van haar verzoekschrift op 6 januari 2023, ongeveer een maand na haaroprichting, niet over een duurzame en effectieve werking beschikt. De bewering van de tussenkomende partij, dat de verzoekende partij ogenschijnlijk louter werd opgericht met het oog op het aanvechten van de bestreden beslissing, leidt ze af uit het gegeven dat de vzw werd opgericht een dag na het nemen van de bestreden beslissing en uit de preambule en statuten (zoals geciteerd) waarin de nadruk worde gelegd op het voeren van procedures "de reden waarom de hierna volgende vereniging wordt opgericht, met name, om binnen het juridische kader, de transitie, de terugschakeling en de rechtzetting van vergissingen uit het verleden op te eisen en af te dwingen langs bestuursrechtelijke en gerechtelijke weg.". De verzoekende partij maakt het tegendeel niet inzichtelijk en toont niet aan dat zij (ondertussen en sinds haar oprichting op 1 december 2022 tot heden) ook andere activiteiten ontplooit dan het voorliggende beroep zodat er op basis van de voorgebrachte stukken niet kan besloten worden dat de verzoekende partij blijk geeft van een effectieve en duurzame werking.'

Deel dit artikel