Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 13°
Blog
Blog
17 september 2015  | Dirk Van Heuven

Zelfs bij een reconstructie van een historische voorgevel kan er volgens de RvVb sprake zijn van ‘visuele hoogdringendheid’

In die zin oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen in het (nog niet gepubliceerde) arrest nr. RvVb/UDN/1516/0010 van 10 september 2015:

‘De verzoekende partijen viseren nadelige gevolgen, die zowel uit de sloop van het bestaand gebouw, als uit de nieuw te bouwen meergezinswoning, voortvloeien.

Het pand, waarop de bestreden beslissing betrekking heeft, vormt samen met de aanpalende gebouwen een homogeen erfgoedensemble. Met betrekking tot de sloop van het pand oordeelt de Raad dat precies het doorbreken van dit homogeen ensemble ernstige visuele hinder veroorzaakt.

Dat de verwerende partij met de bestreden beslissing niet alleen de sloop, maar ook een nieuwbouw met herbouw van de gevel vergunt, doet hier geen afbreuk aan, integendeel: er is discussie over de conformiteit van de (immers niet helemaal identiek aan de originele) vergunde gevel met de originele gevel én over de al dan niet zichtbaarheid, van op de straat, van de met de bestreden beslissing vergunde dakappartementen met terras.

Alhoewel in de aangepaste plannen een hellend dak onder 45° met insnijdingen voor lichttoetreding voorzien is in plaats van een glazen voorgevel op 140 centimeter achter de rooilijn, houdt de verwerende partij in de bestreden beslissing, bij de beoordeling van deze zichtbaarheid van op de straat, geen rekening met de glazen balustrades op 1 meter van de rooilijn, die dus op het eerste gezicht, nog dichter bij de rooilijn staan dan de oorspronkelijke glazen voorgevel. Bovendien blijkt uit geen enkel document dat de verwerende partij haar stelling onderzocht heeft dat de bijkomende bouwlaag niet zichtbaar zal zijn van op de straat, en dat deze stelling correct is.’

Klassieker is de verantwoording van de hoogdringendheid op basis van het verlies aan zonlicht:

‘De verzoekende partijen stellen bovendien dat de nieuwbouw, omwille van de bouwdiepte van, minstens, 15 meter, gecombineerd met een bouwhoogte van meer dan 17 meter, leidt tot vermindering van inval van zonlicht en maken dit met documenten, waaronder foto’s en een simulatie met panelen, voldoende concreet en precies aannemelijk.

Het met de bestreden beslissing vergund project heeft een ernstige impact op het invallend zonlicht, waarvan de vermindering in redelijkheid niet ‘normaal te tolereren’ en dus ‘ernstig’ is.

Er is dan ook voldaan aan de in artikel 40, §2 DBRC-decreet en de artikelen 56 en 57 van het Procedurebesluit gestelde voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing alleen geschorst kan worden bij uiterst dringende noodzakelijkheid wanneer de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangetoond.’

Deel dit artikel