Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 13°
Blog
Blog
08 april 2017  | Dirk Van Heuven

Wees duidelijk over uw eigendomstitel in een procedure voor de RvVb!

In het arrest nr. RvVb/1516/1497 van 30 augustus 2016 werd aan de verzoeker in schorsing als volgt het belang ontzegd:

‘De excepties van de tussenkomende partijen hebben vooral betrekking op de bewering van de verzoekende partij dat zij optiehouder/eigenaar is van bepaalde percelen in de nabijheid van de percelen van de eerste tussenkomende partij, waar de bestreden beslissing betrekking op heeft, maar dat helemaal niet staaft.

Bovendien stellen de tussenkomende partijen dat de hoedanigheid van ‘optiehouder’ niet voldoende is om effectief belang te hebben om bij de Raad beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing.

Artikel 4.8.11, §1, 3° VCRO bepaalt:

‘Art. 4.8.11, §1. De beroepen bij de Raad kunnen door de volgende [personen] worden ingesteld:

3° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden als gevolg van de vergunnings-, validerings- of registratiebeslissing.’

De verzoekende partij verwijst met betrekking tot haar belang om bij de Raad beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing naar de door haar in haar beroepsverzoekschrift aangevoerde middelen, zonder echter te preciseren welke hinder of nadelen zij vreest als gevolg van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing.

De verzoekende partij stelt alleen maar dat ‘de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit de gehele economie van het RUP S. dreigt aan te tasten’ en dat de inrichting ‘zeer hinderlijk en strijdig is met de bepalingen van het RUP’.

Uit het beroepsverzoekschrift blijkt verder wel dat de verzoekende partij, in het onderdeel met betrekking tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, stelt dat acute overstromingen dreigen op haar terrein, omdat het afwateringssysteem gewijzigd wordt, zonder dat de voor- of nadelen daarvan door de adviesverlenende overheid of door derden beoordeeld zijn.

De verzoekende partij stelt dat zij ‘eigenaar/optiehouder’ is van binnen het RUP gelegen percelen, maar brengt geen enkel document bij, waaruit dat blijkt.

De Raad kan derhalve niet onderzoeken war deze percelen gelegen zijn ten opzichte van de percelen van de eerste tussenkomende partij, waarop de bestreden beslissing betrekking heeft, noch welke hinder en nadelen deze percelen, als gevolg van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing kunnen ondervinden.’

Referentie: Pub505543-1.

Deel dit artikel