Kortrijk
Bewolkt
8° - 16°
Antwerpen
Bewolkt
9° - 16°
Blog
Blog
09 september 2014  | Dirk Van Heuven

Rechtbank gaat niet in op 'intimiderende' aansprakelijkheidsvordering tegen leidend ambtenaar en schepen

In het kader van een afrekeningsgeschil bij een overheidsopdracht ging de aannemer over tot dagvaarding (in tussenkomst) van de leidend ambtenaar en van de schepen.

De rechtbank van eerste aanleg te Gent verwierp deze vordering in een niet gepubliceerd vonnis van 8 januari 2014 op grond van hiernavolgende argumentatie:

‘Door aannemer S. worden gemeenteambtenaar P. en schepen voor Patrimonium S. gedagvaard in tussenkomst in hun hoedanigheid van respectievelijk ambtenaar en schepen van de gemeente L.

De gemeente L. is partij in de oorspronkelijke procedure, meerbepaald is zij daarin de eisende partij en heeft zij daarin gevraagd een deskundige aan te stellen teneinde advies te verlenen omtrent de eindverrekening tussen partijen met betrekking tot de werken aan de gemeenteschool, vijfde fase waarbij S., hoofdaannemer was.

Verweerders P. en S. zijn met betrekking tot deze overheidsopdracht slechts tussengekomen als aangestelde en uitvoeringsagent van de gemeente L. in hun respectieve hoedanigheid hebben zij de werken opgevolgd in opdracht en voor rekening van de gemeente L., zoals van een normale ambtenaar en een normale schepen verondersteld wordt.

Verweerders P. en S. hebben in de uitvoering van hun mandaat geen persoonlijke en individuele beslissingen genomen (over een dergelijke bevoegdheid beschikken zij immers niet ingevolge de wet), maar hebben zij louter de werken opgevolgd teneinde de bevoegde organen van de gemeente L. (inzonderheid het college van burgemeester en schepenen) te kunnen informeren en hen toe te laten de zich opdringende beslissingen te nemen.

In het kader van deze lastgeving moeten de handelingen van verweerders P. en S. volledig toegerekend worden aan hun opdrachtgever, zijnde de gemeente L., die overigens steeds de handelingen van haar aangestelden, zij het expliciet of impliciet, heeft gedekt en bevestigd.

Eventuele fouten of onzorgvuldigheden die verweerders P. en S. zouden begaan hebben (- hetgeen door eisers wordt ingeroepen, maar door verweerders P. en S. ten zeerste wordt betwist -), komen derhalve automatisch ten laste en voor rekening van de gemeente L., tenzij zou aangetoond worden dat verweerders P. en S. volledig buiten hun mandaat om zouden hebben gehandeld, quod certe non.

Dit brengt met zich mee dat, indien verweerders P. en S. daadwerkelijk fouten zouden begaan hebben in de uitvoering van hun opdracht, quod certe non, de eventuele schadelijke gevolgen ervan, hetzij contractueel, hetzij extracontractueel, dienen toegerekend te worden aan de gemeente L., waarvoor de huidige eiseres hoe da ook reeds over alle vorderingen en mogelijkheden beschikt in de oorspronkelijke procedure, zonder dat daarvoor de (persoonlijke) tussenkomst van verweerders P. en S. vereist en noodzakelijk is.

Terecht stelt zich dan ook de vraag welk rechtstreeks en actueel belang eiseres S. heeft om, nu de gemeente L. reeds partij is in het geding en in deze oorspronkelijke procedure in verband met de kwestige overheidsopdracht alle vorderingen tussen S. en de gemeente L. mogelijk zijn, daarbovenop en naast de gemeente L., ook nog verweerders P. en S. ten persoonlijke titel in deze procedure te betrekken.

Volgens verweerders P. en S. heeft eiseres in tussenkomst daarbij geen belang, minstens wordt dit belang op geen enkele wijze toegelicht en/of aangetoond in de inleidende dagvaarding.

Meer nog dient de dagvaarding in tussenkomst van verweerders P. en S. louter aanzien te worden als een soort (procestactische) poging tot intimidatie van deze verweerders P en S. en dit vanuit een algemene (maar in het geheel onterechte) onvrede van S. in verband met de uitvoering van de kwestige overheidsopdracht.

De vordering is om die reden onontvankelijk.’

Ref.: Rb. Gent 8 januari 2014, ng. (Pub2031)

Deel dit artikel