Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
22 november 2012  | Dirk Van Heuven

Geen rechtsplegingsvergoeding voor verwerende partij in procedures voor de Raad van State

In het arrest nr. 96/2012 van 19 juli 2012 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat, anders dan de verzoekende partij, de verwerende partij in een procedure voor de Raad van State, geen recht heeft op een analoge toepassing van de rechtsplegingsvergoedingregeling:

"B.9. Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek is niet van toepassing in alle gevallen waarin de overheid in het gelijk wordt gesteld voor een justitieel gerecht, zodat zij niet stelselmatig de forfaitaire terugbetaling van haar advocatenkosten verkrijgt in alle geschillen die zij wint. Op grond van artikel 1017, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt de verwijzing in de kosten aldus steeds uitgesproken, voor bepaalde geschillen die in die bepaling worden beoogd, ten laste van de overheid of de openbare instelling, ongeacht de afloop van het geschil.
De wetgever vermocht ervan uit te gaan dat er geschillen bestaan waarin het niet verantwoord zou zijn dat de persoon die een hem betreffende administratieve beslissing betwist en het niet haalt in die betwisting, ertoe zou zijn gehouden een deel van de kosten en erelonen van de advocaat terug te betalen die de administratie heeft opgelopen bij de verdediging van de wettigheid van de beslissing.

B.10. Het verschil in behandeling onder de procespartijen voor de Raad van State berust op een relevant criterium. De overheid, steller van de handeling, tegenpartij voor de Raad van State, beschikt immers in beginsel, vóór de geschilprocedure, over alle nuttige middelen en gegevens die haar in staat stellen de wettigheid van de handeling te verdedigen, waardoor zij zich bevindt in een specifieke situatie ten aanzien van de noodzaak om een beroep te doen op de bijstand van een advocaat. In de omgekeerde situatie kan de verzoekende partij die kan aantonen dat zij schade heeft geleden als gevolg van de onwettige handeling, aanvoeren dat de kosten die zij heeft opgelopen, aangezien zij de nietigverklaring van de handeling die haar benadeelde, niet zou hebben kunnen verkrijgen zonder de bijstand van een advocaat, deel uitmaken van die schade. Dat verschil in situaties verantwoordt dat de overheid de terugbetaling van de kosten en erelonen van haar advocaat ten laste van de verzoekende partij wier beroep is verworpen, niet kan verkrijgen, terwijl de verzoekende partij die de nietigverklaring van de handeling verkrijgt, de forfaitaire terugbetaling van haar kosten en erelonen van de advocaat kan verkrijgen.

B.11. Ten slotte brengt de ontstentenis van de mogelijkheid, voor de overheid die in het gelijk wordt gesteld voor de Raad van State, om een deel van de kosten en erelonen van haar advocaat te recupereren bij de verzoekende partij, geen onevenredige gevolgen met zich mee. Hoewel het juist is dat alle overheden die ertoe worden gebracht tegenpartij te zijn in de rechtsplegingen voor de Raad van State, niet over dezelfde middelen beschikken, met name op het vlak van personeel dat in het administratief contentieux is gespecialiseerd, kan worden aangenomen dat, in het algemeen, de overheid die de handeling aanneemt waarvan de wettigheid in het geding is gebracht, beschikt over menselijke en financiële middelen waarover de verzoekende partij niet noodzakelijk beschikt, om de verdediging van de wettigheid van de bestreden handeling op bevredigende wijze te regelen.
B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord".


Zie ook eerdere blogberichten hier en hier.

Deel dit artikel