Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
02 juli 2017  | Dirk Van Heuven

Een onwettigheid volstaat niet om de spoedeisendheid voor de Raad van State te verantwoorden

Het evidente wordt als volgt bevestigd in het arrest nr. 238.702 van 29 juni 2017:

'De spoedeisendheid “zal worden vastgesteld wanneer de verzoeker het resultaat van [de] procedure [ten gronde] niet kan afwachten om zijn beslissing te verkrijgen, op straffe zich in een toestand te bevinden met onherroepelijke schadelijke gevolgen” (memorie van toelichting, Parl.St. Senaat, 2012-13, nr. 5-2277/1, 13).

Het louter uitvoerbaar karakter van een (reglementair) besluit toont op zich de spoedeisendheid van een vordering niet aan. Voor zover de verzoekende partij zich daarbij beroept op het onwettig handelen van de overheid, betreft dit een argument dat betrekking heeft op de schorsingsvoorwaarde van de ernst van de middelen. Er dient in dit verband te worden benadrukt dat de voorwaarde van de spoedeisende aard van de vordering een schorsingsvoorwaarde is die afzonderlijk moet worden onderzocht. De onwettigheden die tegen het bestreden besluit worden aangevoerd, zijn op zich geen reden om het bestaan van de spoedeisendheid te aanvaarden'.

Deel dit artikel